Sinds de jaren ’60 hebben Marokkaanse Nederlanders aanzienlijke vooruitgang geboekt op het gebied van onderwijs, arbeidsmarkt, kunst, cultuur, sport en politieke participatie. Tegelijkertijd wordt de gemeenschap geconfronteerd met negatieve beeldvorming, die wordt versterkt door stereotiepe berichtgeving in de media en racistische uitspraken van politici.

‘Kut-Marokkanen’

In 2002 kwam de Amsterdamse wethouder Rob Oudkerk in opspraak toen hij Marokkaanse jongeren ‘kut-Marokkanen’ noemde. Hoewel hij later zijn excuses aanbood, maakte de uitspraak veel los. De Marokkaans-Nederlandse rapper Raymtzer reageerde met het nummer Kut-Marokkanen??!, dat de 8e plaats in de Top 40 bereikte. Het nummer bevat een sample van de Libanese zangeres Fairuz en verwijst naar de Riffijnse vrijheidsstrijder Mohammed Abdelkrim El Khattabi.

In 2018 promoveerde socioloog Abdessamad Bouabid op de beeldvorming van Marokkaanse Nederlanders en signaleerde een ‘Marokkanenpaniek’. Problemen zoals overlast en criminaliteit worden vaak ten onrechte toegeschreven aan ‘de Marokkaanse cultuur’. Overlast veroorzaakt door een kleine groep wordt op de gehele gemeenschap geprojecteerd. Stereotiepe berichtgeving in de media en racistische uitspraken van politici, zoals Geert Wilders, hebben bijgedragen aan de stigmatisering en uitsluiting van Marokkaanse Nederlanders. Radicalisering van jongeren en vooral de gruwelijke moord op filmmaker Theo van Gogh door Mohammed Bouyeri in 2004 versterkten dit negatieve beeld.

Het eerste bericht over Marokkaanse criminaliteit verscheen in december 1988 in Het Parool, waarin werd gewaarschuwd voor straatbendes van laagopgeleide Marokkaanse jongeren. Meer publicaties volgden, met de nadruk op de oververtegenwoordiging van jongeren met een migratieachtergrond in de criminaliteitscijfers.

In 1998 escaleerde een incident in de Amsterdamse wijk Overtoomse Veld tot ernstige rellen, waarbij groepen Marokkaanse jongeren voor onrust zorgden. Dit incident kreeg veel media-aandacht en werd 20 jaar later gereconstrueerd in het tv-programma Andere Tijden.

Vanaf de jaren ’90 werden er diverse projecten opgezet om crimineel gedrag onder Marokkaanse jongeren te verminderen. Zowel de overheid als Marokkaanse zelforganisaties namen verantwoordelijkheid en ontwikkelden initiatieven zoals buurtvaders, buurtmoeders en contactvaders om jongeren op het rechte pad te houden.

Aanvankelijk was het beleid sterk gericht op specifieke groepen, vooral Marokkaanse en Antilliaanse jongeren. Criminaliteit werd vaak gekoppeld aan culturele achtergrond, opvoedingsstijlen en een botsing met de Nederlandse samenleving. Later onderzoek toonde echter aan dat andere factoren, zoals leeftijd, geslacht, inkomen, sociale netwerken en straatcultuur veel belangrijker zijn. Ook bleek dat Marokkaans Nederlandse jongeren door etnische profilering vaker als verdachten worden aangemerkt. In het beleid wordt de laatste jaren minder nadruk gelegd op herkomst en meer op bredere sociaaleconomische factoren.

Deze eeuw is er een sterke daling te zien in het aantal Marokkaanse-Nederlandse jongeren dat verdacht wordt van een misdrijf. In 2012 waren 83 van elke 1.000 jongeren geregistreerd als verdachte; in 2022 was dit aantal gedaald naar 31 per 1.000.

Trots

Er is een ander verhaal dat vaak onderbelicht blijft: met de meeste Marokkaans Amsterdamse jongeren gaat het goed. De afgelopen jaren zijn er steeds meer redenen voor Marokkaanse Amsterdammers om trots te zijn. Onderwijsresultaten van Marokkaanse jongeren zijn, ondanks onderadvisering, spectaculair verbeterd. Bovendien hebben vele Marokkaanse Amsterdammers belangrijke bijdragen geleverd aan de stad op cultureel, culinair, economisch, bestuurlijk en sportief vlak.

Een enorme boost voor Marokkaanse jongeren kwam door de successen van het Marokkaanse elftal op het WK-voetbal in Qatar. De Marokkaanse bond rekruteerde voetballers uit heel Europa, waaronder sterren uit de diaspora zoals Sofyan Amrabat, Hakim Ziyech en Noussair Mazraoui. Het team won van grootmachten zoals België, Kroatië, Spanje en Portugal. Uiteindelijk verloren ze in de halve finale van Frankrijk, maar het elftal imponeerde niet alleen door hun spel, maar ook door het vieren van de successen met hun moeders op het veld.

Jongerenorganisaties

Vanaf de jaren ’80 begonnen Marokkaanse jongeren in Amsterdam hun eigen organisaties op te richten.

Vanaf begin jaren ‘80 gaan Marokkaanse jongeren hun eigen organisaties oprichten. 

In oktober 1984 wordt in de Haarlemmerhouttuinen het jongerencentrum Dar Chabab (‘het huis van de jeugd’) opgericht. Het centrum was bedoeld voor jongens en meisjes. Maar, het kostte veel moeite ook meisjes te bereiken, omdat zij van hun ouders vaak niet naar een centrum met jongens mochten. Onder andere dagblad Trouw besteedde er op 31 oktober 1984 aandacht aan. 

In 1985 werd het Marokkaans Meisjes Centrum (MMC) opgericht om specifiek Marokkaanse meisjes te bereiken. Gevestigd in de Anjeliersstraat in de Jordaan bood het centrum een veilige plek waar meisjes samen konden komen, activiteiten konden organiseren en steun vonden. MMC bevorderde de sociale en culturele participatie van Marokkaanse meisjes door educatieve programma’s, sportactiviteiten en workshops te organiseren. Het centrum bood een platform voor zelfexpressie door meisjes te helpen met het oprichten van muziek- en dansgroepen.

Artikel over het MMC in het Parool van 2 maart 1988 met Latifa Oumlil

In 1996 veranderde het MMC zijn naam in Chebba, wat ‘meiden’ betekent in het Arabisch. Chebba Meidenplaza verhuisde later naar een grotere locatie aan de Sarphatistraat. In 2003 werd Chebba West geopend in Bos en Lommer, gericht op moeilijk bereikbare meisjes met weinig bewegingsvrijheid.

Stedelijk jongerencentrum Argan wordt in 1992 opgericht. Het Parool bericht op 25 juni 1992 over de feestelijke opening van het pand aan de Blankenstraat in Amsterdam-Oost. Het initiatief komt voort uit de Marokkaanse gemeenschap in Amsterdam en wordt gesteund door het toenmalige Amsterdams Centrum Buitenlanders. 

Bij de opening van het centrum wordt nadrukkelijk de link gelegd met twee problemen die in die tijd veel aandacht krijgen als het gaat om Marokkaanse jongeren: criminaliteit en schooluitval. Dagblad Trouw schrijft op 25 juni over de opening: 

“In een reactie op recente discussies over de criminaliteit van Marokkaanse jongeren stelde de Stedelijke Marokkaanse Raad van Amsterdam dat slechts voldoende specifieke aandacht kan voorkomen dat de jongeren in de marge van de samenleving terechtkomen. Mr. J. Richelle, directeur-generaal welzijn van het ministerie van WVC, benadrukt bij de opening dat speciale opvang geen luxe is, omdat volgens nieuwe cijfers de schooluitval onder Marokkaanse leerlingen vijftig procent bedraagt. Het centrum, dat volledig door Marokkaanse medewerkers wordt gerund, heeft als hoofddoel crimineel gedrag te voorkomen door het aanbieden van zinvolle vrijetijdsbesteding, maar ook hulp en bemiddeling bij problemen met school, ouders of politie.”

In Het Parool van 13 juli 1992 verschijnt een interview met een van de initiatiefnemers, Nordin Dahhan. Dahhan zegt dat het negatieve imago van de Marokkaanse jeugd niet terecht is. Hij benadrukt dat veel Marokkaanse jongeren in Nederland zijn geboren en opgegroeid, maar kampen met dezelfde problemen als andere kinderen uit arme milieus, zoals gebrek aan privacy en begeleiding bij hun huiswerk.

In de jaren daarna verhuisde Argan naar het westelijke deel van de stad. In het huidige pand aan de Jan Tooropstraat biedt Argan een breed programma voor jongeren, met spraakmakende debatten over maatschappelijke thema’s, taboes en actualiteiten. Het centrum zet zich in voor het versterken van de maatschappelijke vaardigheden van Amsterdamse jongeren, ongeacht hun achtergrond, om hun positie in de samenleving te verbeteren.

Er zijn verschillende studentenorganisaties (geweest) in Amsterdam van en voor Marokkaanse studenten. De eerste Marokkaanse studentenorganisatie was de Union National des Étudiants du Maroc (UNEM) in Amsterdam. Deze organisatie was oorspronkelijk gelieerd aan de verboden studentenvakbond UNEM in Marokko, maar ging zich later meer richten op de situatie in Nederland. Een ander voorbeeld was Khmisa en Towards A New Start (TANS).

Online communities
Rond de eeuwwisseling ontstonden diverse online communities, die waren opgericht door Marokkaans-Nederlandse jongeren. Platforms zoals maroc.nl, marokko.nl, yasmina.nl, maghreb.nl en elqalem.nl trokken tienduizenden jongeren aan en speelden een belangrijke rol in hun emancipatie. Deze platforms boden een plek waar jongeren informatie konden verzamelen, discussiëren en ervaringen uitwisselen over uiteenlopende onderwerpen, waaronder taboes.