In 1975 kondigde de Nederlandse regering aan dat buitenlandse arbeidsmigranten die illegaal in Nederland verbleven een verblijfsvergunning konden aanvragen. Ze moesten hiervoor wel aan enkele voorwaarden voldoen:

  • ze moesten vóór 1 november 1974 naar Nederland zijn gekomen,
  • ze moesten onafgebroken in Nederland gewoond en gewerkt hebben en
  • in het bezit zijn van een geldig paspoort.


Dit besluit gaf bijna 15.000 buitenlandse arbeiders de kans om hun verblijf te legaliseren, maar vooral voor Marokkaanse arbeiders bleken de voorwaarden moeilijk te vervullen. Het verkrijgen van een geldig paspoort vormde voor hen een groot obstakel. Veel van hen waren Nederland binnengekomen met valse papieren, die door het Marokkaanse consulaat niet erkend werden. Zonder een geldig Marokkaans paspoort konden deze arbeiders hun verblijf niet regelen en werden ze geconfronteerd met de dreiging van uitzetting.

Actie in de moskee en De Duif

Op 1 november 1975 besloten zo’n honderd Marokkaanse arbeiders de Marokkaanse moskee in de Van Ostadestraat in Amsterdam te bezetten. Ze eisten dat het Marokkaanse consulaat hen nieuwe paspoorten zou verstrekken, zodat ze een verblijfsvergunning konden aanvragen. De actie werd gesteund door het Komitee Marokkaanse Arbeiders Nederland (KMAN), maar kreeg  weinig steun binnen de moskee, die nauwe banden had met het consulaat. 

Omdat steun binnen de moskee ontbrak, verplaatsten de actievoerders hun protest naar de katholieke kerk De Duif, waar er 30 in hongerstaking gingen en steun ontvingen van de lokale kerkgemeenschap. Deze actie, die veel media-aandacht trok, stond bekend als die van de “kerk-Marokkanen.” De actievoerders eisten geldige paspoorten en verzetten zich ook tegen de Marokkaanse autoriteiten, die via de Amicales probeerden de protesten te onderdrukken en zelfs familieleden in Marokko onder druk zetten. Na twee weken gaf de Marokkaanse overheid toe, en meer dan honderd Marokkaanse arbeiders ontvingen alsnog een geldig paspoort

Kerkmarokkanen in Mozes en Aaronkerk. Beeld: Hans van Dijk/ Nationaal Archief via Wikimedia Commons

182 hongerstakers 

Toch bleef een groep van zo’n driehonderd Marokkaanse arbeiders zonder geldige verblijfspapieren achter. Zij konden niet aantonen dat ze voor 1 november 1974 in Nederland werkten, omdat hun werkgevers hen niet officieel hadden geregistreerd. Sommige werkgevers weigerden zo’n verklaring af te geven, omdat ze bang waren dat ze daardoor alsnog de premies moesten betalen die ze jarenlang hadden weten te ontduiken.

De arbeiders, die bang waren voor uitzetting, organiseerden zich opnieuw met steun van het KMAN. Op 7 november begonnen de kerk-Marokkanen opnieuw met hongerstakingen, dit keer in verschillende kerken in Amsterdam, Utrecht en Den Haag.

De grootste groep zat in de Mozes & Aäronkerk aan het Amsterdamse Waterlooplein. Deze kerk werd drie maanden lang de uitvalsbasis van het protest, waar de kerk-Marokkanen met hulp van Nederlandse en Marokkaanse vrijwilligers hun actie voortzetten.

Vrijwilligers zorgden voor matrassen, dekens, voedsel en medische hulp, en ’s avonds werden er films vertoond. Buiten de kerk hingen spandoeken met hun eisen, en sympathisanten hielden de wacht. De kerk werd een bruisend actiecentrum waar betrokkenen, zowel Marokkanen als Nederlanders, dag en nacht steun verleenden aan de actievoerders. 

Deze protestacties trokken brede aandacht van de media en de Nederlandse samenleving. De kerk-Marokkanen eisten een generaal pardon en een einde aan razzia’s en uitzettingen, en vroegen om bescherming tegen de invloed van de Amicales, die volgens hen verantwoordelijk was voor intimidatie en controle binnen de Marokkaanse gemeenschap in Nederland. De acties kregen steun van progressieve politieke partijen, vakbonden en kerkelijke organisaties. 

Hongerstakers in Mozes en Aaronkerk. Beeld: Hans van Dijk/Nationaal Archief via Wikimedia Commons

Luister mensen naar wat gebeurde
In de hoofdstad van Holland
Toen we hoorden wat ze besloten:
De vrije arbeiders moeten weg.

Toen we de moskee binnengingen
Zeiden de mensen van de moskee:
Weg jullie uit de moskee!
Toen kwam de bus van de Stichting
En bracht ons naar de kerk
In de stad Amsterdam
De hoofdstad van Holland.

Meteen kwam de pers, met camera’s
En ondervroeg ons
En schreef erover in de kranten.
Christenen en moslims kwamen bijeen.
Elke dag kwamen mensen ons opzoeken
Die het in de krant hadden gelezen
En dokters met dekens en medicijnen
We hebben gehongerstaakt
En niets gegeten of gedronken
Behalve koffie ‘s morgens en ‘s avonds.
We zijn in hongerstaking gegaan
Tegen de bazen, die weigerden
Ons een certificaat te geven
En tegen de beslissing van de
Rechter in Holland.

We zijn dagenlang in de kerk gebleven
Maar we kregen niet wat we wilden
We dachten aan de toekomst
Alsof we in de gevangenis waren
In de stad in Holland.

(gedicht van een hongerstaker in: De Marokkaanse Arbeider, augustus 1978)

Toezegging en opnieuw hongerstaking 


Onder druk van de publieke opinie had staatssecretaris Zeevalking op 14 november een gesprek met het KMAN en het stuncomité en deed toezeggingen voor een soepeler uitvoering van de regularisatieregeling, wat de actievoerders hoop gaf op een verblijfsvergunning. Hoewel de staking na deze toezeggingen werd beëindigd, bleef de kwestie ruim twee jaar onopgelost.

Toen de Raad van State het beroep van de Kerk-Marokkanen  afwees, leidde dit tot nieuwe protesten. De kerk-Marokkanen en hun bondgenoten organiseerden solidariteitsacties en demonstraties door het hele land. Actiecomités drongen aan op een legale verblijfsstatus.

Op 16 juli 1978 werd de hongerstaking hervat, waarmee een langdurige campagne voor publieke bewustwording begon. In augustus overhandigden de hongerstakers een petitie met 40.000 handtekeningen aan het parlement, gesteund door prominente politici, vakbonden en kerkelijke leiders.

Uiteindelijk besloot Zeevalking op 17 oktober 1978 om 182 Marokkaanse arbeiders een verblijfsvergunning te verlenen.

 

Deze pagina wordt binnenkort verder aangevuld….