De migratie van Marokkanen naar Nederland begon in de jaren ’60. Nederland had door de snelle economische groei een groot tekort aan arbeidskrachten, vooral voor eenvoudige banen. De eerste Marokkaanse migranten waren vooral mannen die werkten in sectoren zoals de mijnen, staalindustrie en scheepsbouw. Omdat er woningnood was, gaven Nederlandse werkgevers de voorkeur aan ongehuwde mannen, die ze in pensions konden onderbrengen. Later werden ook getrouwde mannen geworven, maar zij moesten hun gezinnen in Marokko achterlaten.

Armoede in Marokko

Voor deze jonge arbeiders bood Marokko weinig toekomstperspectief. De Marokkaanse economie draaide vooral op landbouw, die kwetsbaar was door de afhankelijkheid van traditionele methoden en frequente droogtes. Hierdoor was er veel armoede, vooral in het noorden van Marokko.

Politieke situatie in Marokko: ‘Jaren van Lood’

De politieke situatie in Marokko bood ook weinig hoop. Na de onafhankelijkheid in 1956 namen koning Mohammed V en later zijn zoon Hassan II de macht stevig in handen. Koning Hassan II, die in 1961 aan de macht kwam, voerde een verdeel-en-heersbeleid en bouwde een autoritaire staat op. Vooral de periode van de jaren ’60 tot ’80, ook wel “de jaren van lood” genoemd, was een tijd van zware politieke onderdrukking en schendingen van mensenrechten.

Tijdens het bewind van koning Hassan II werden politieke tegenstanders vervolgd, gemarteld en vaak zonder proces opgesloten. De staat manipuleerde verkiezingen en hield een schijn van democratie op. De veiligheidsdiensten, onder leiding van Driss Basri, hadden een centrale rol in het handhaven van deze strenge controle.

In het begin was de werving van arbeidsmigranten nauwelijks door de Nederlandse overheid geregeld. Werkgevers gingen zelf op zoek naar arbeiders in Zuid-Europa en Noord-Afrika. Om meer arbeidskrachten naar Nederland te halen, sloot Nederland verschillende wervingsverdragen met landen als Italië, Spanje, Griekenland, Portugal en Turkije. In 1969 volgde een wervingsverdrag met Marokko.

Simon Evert Jongejan en de werving in Marokko

De Nederlandse overheid en het bedrijfsleven stuurden Simon Evert Jongejan naar Marokko om namens hen arbeiders te werven. Jongejan werd het gezicht van deze wervingscampagne en moest ervoor zorgen dat er voldoende arbeidskrachten naar Nederland kwamen.

“Slavenmarkt” 

In een uitzending van AVRO Televizier op 21 oktober 1969 is een bekend fragment te zien van Simon Evert Jongejan tijdens zijn wervingswerk in Marokko. In de reportage, gemaakt door Jaap van Meekren, wordt de wervingsplek vergeleken met een “slavenmarkt.” 

 

 

Spontane migranten 

Naast de officiële wervingen kwamen vanaf begin jaren ’90 veel Marokkanen op eigen initiatief naar Nederland. Deze spontane migranten, ook wel avonturiers genoemd, waren vaak aantrekkelijk voor werkgevers omdat het hen weinig kostte: lange, kostbare wervingsprocedures werden vermeden, er hoefden geen formaliteiten geregeld te worden en ook geen huisvesting. Hun positie was echter vaak kwetsbaar: wanneer de vraag naar arbeid afnam, waren zij de eersten die op straat werden gezet.

Op 7 juli 1966 verscheen in het Algemeen Handelsblad een artikel waarin waarin werd bericht dat het gewestelijk arbeidsbureau in Amsterdam bedrijven had geadviseerd om geen Marokkaanse arbeiders meer in dienst te nemen, zolang er nog werkloze buitenlandse arbeidskrachten waren die via officiële kanalen waren geworven. Het artikel vermeldt dat de Amsterdamse vreemdelingendienst besloot Marokkanen zonder werkvergunning ook geen verblijfsvergunning te geven. Buitenlandse arbeidskrachten uit landen met wervingsafspraken kregen voorrang boven de Marokkanen, die zelfstandig naar Nederland waren gekomen

.

 

Werkgevers in Amsterdam

In Amsterdam vonden veel Marokkaanse arbeiders werk bij grote bedrijven zoals de Nederlandse Spoorwegen, Philips, Ford, NDSM en Schiphol. Bij de Spoorwegen werkten ze vooral in het onderhoud, terwijl Philips hen inzette in de productiefabrieken rondom de stad. Op Schiphol werkten ze in de bagageafhandeling en schoonmaak. Bij Ford waren ze betrokken bij de assemblage en het onderhoud van auto’s, en bij de NDSM-werf in Amsterdam-Noord werkten ze in de scheepsbouw, voornamelijk in constructie en metaalbewerking. Daarnaast vonden ze werk bij kleinere bedrijven zoals wasserij Linmij, conservenfabriek Luyks, en schoonmaakbedrijf Teiwes.

 

De teksten op deze pagina zijn geschreven door Ewoud Butter.

Heeft u vragen, correcties of aanvullingen?
Geef ze aan hem door.
Deze pagina wordt binnenkort verder aangevuld…..