
Een van de tragische verhalen uit de geschiedenis van Marokkaanse Amsterdammers is de hotelbrand in pension Johnny in de nacht van 4 op 5 december 1970. Bij deze brand kwamen acht Marokkaanse gastarbeiders om het leven en een Tanzaniaan. Daarnaast waren er tientallen gewonden.
Afschuwelijke tonelen speelden zich die avond af in het pension dat gelegen was op de hoek van de Amstelstraat en de Paardenstraat, vlakbij het Rembrandtplein. Een getuige vertelde aan het Parool: “Overal hingen mensen uit de ramen te krijsen, maar durfden niet te springen. (..) Op straat lag al een gewonde, die uit het raam was gesprongen. Uit een van de vensters hing een dode.” Volgens Het Parool bleek later, dat om het middel van deze man nog twee slachtoffers hingen. Kennelijk hadden ze zich in paniek aan hem vastgeklampt.
Een andere getuige vertelde dat sommigen zich aan de vlaggemast op twee hoog van het gebouw hadden vastgegrepen en zo enige tijd bleven hangen.
In Trouw van 8 december 1970 werden de namen van de slachtoffers gegeven.
Van de acht Marokkanen die omkwamen, stonden er vier niet bij de vreemdelingendienst geregistreerd. Zij werden geïdentificeerd door familie en vrienden. Het exacte aantal gasten in het pension was onbekend omdat het register kwijt was aldus een artikel van Ons Amsterdam.
Uit onderzoek bleek volgens hetzelfde artikel dat de brand opzettelijk was aangestoken met twee brandhaarden: één op de trap en één bij de bar op de eerste verdieping. De politie vermoedde brandstichting omdat er benzineresten werden gevonden. Marokkaanse getuigen zwegen uit angst voor represailles.
De vijftienjarige tweelingbroers Wiegert en Arend W. werden, evenals de pensionhouder Simon S. en barkeeper Omar L. als verdachten aangehouden. Simon S. had een conflict met zijn vriendin, de eigenares en dreigde dat haar pand zou afbranden. Hij werd echter vrijgelaten wegens gebrek aan bewijs, net als de tweelingbroers. Uiteindelijk werd niemand voor de brand veroordeeld. Barkeeper Omar L. werd wel veroordeeld wegens heling.

Protest
De brand veroorzaakte onrust in de stad en leidde tot protesten van de Marokkaanse gemeenschap. De werkgroep DAR (Arabisch voor ‘huis’, meer over DAR hier) stuurde enkele dagen na de brand telegrammen aan de regering en het Amsterdamse gemeentebestuur. Hierin eisten ze betere huisvesting voor buitenlandse werknemers en drongen aan op strenger toezicht op de brandveiligheidsvoorschriften van pensions zoals Johnny. De voorzitter van DAR, predikant A. Dronkers, zei: “De meeste gastarbeiders in Amsterdam wonen in zeer slechte omstandigheden. Het uitgebrande pension was zelfs niet eens het slechtste.”
Op 12 december organiseerde DAR een protestmars. De verontwaardiging onder de buitenlandse werknemers was groot. Een van de betogers zei: “We zijn verkocht en verraden. Met mooie praatjes zijn we hierheen gelokt, maar kijk hoe we moeten leven.” Ongeveer 1200 mensen liepen onder het zingen van Koranverzen van de Dokwerker door de Amstelstraat naar het verwoeste pension. Op hun protestborden stonden de namen van de omgekomen arbeiders.
Bij het pension hielden ze een moment van stilte en spijkerden een plank aan de deurpost waaraan Marokkanen een grote krans hingen. Er werden bloemen neergelegd.Ze eisten betere huisvesting en strengere veiligheidscontroles. De gemeente Amsterdam beloofde maatregelen te nemen.
Een jaar later sloeg DAR nogmaals alarm. Op 17 december 1971 verscheen in Het Parool een bericht waarin de werkgroep DAR de huisvesting van buitenlandse werknemers in Amsterdam als “beestachtig” omschreef. Het rapport van DAR benadrukte dat sinds een dodelijke brand in een pension aan de Amstelstraat, waarbij negen Marokkaanse gastarbeiders omkwamen, er nauwelijks verbeteringen zijn doorgevoerd. Uit het onderzoek bleek dat 95% van de buitenlandse werknemers onder slechte omstandigheden woonde. DAR riep de gemeente op om strengere maatregelen te nemen, zoals betere controle van pensions en hogere straffen voor overtredingen, om de leefomstandigheden van gastarbeiders te verbeteren.
Meer over huisvesting hier